Oud-ereleden

De UBV heeft in haar jaren vele ereleden gehad. Als een erelid overlijdt, komt deze te staan bij de oud-ereleden. De oud-ereleden die de vereniging heeft gekend zijn: prof. dr. A.A. Pulle, prof. dr. J. Westerdijk, dr. P.J. Kipp, prof. dr. G.A. van Arkel, prof. dr. H.O. Voorma en prof. dr. W.A.P.F.L. van de Grind. We zijn erg trots op ons oud-ereleden, daarom dat u op deze pagina wat informatie kunt lezen over deze mensen, die veel betekend hebben in de biologie en de voor de UBV.


Prof. dr. A. A. Pulle

August Adriaan Pulle was een hoogleraar en botanicus. Hij ging na de middelbare school Farmacie studeren aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij na colleges van prof. dr. F. A. F. C. Went besloot om verder te gaan in de plant- en dierkunde. Tijdens zijn studie is hij op een aantal studiereizen geweest, onder andere naar Suriname en Java. In 1914 werd Pulle benoemd tot hoogleraar in de bijzondere plantkunde en de plantengeografie, waarna hij nogmaals naar Suriname is gegaan, om zich in onder andere de flora van het land te specialiseren. In 1948 ging hij met emeritaat, maar hij bleef bijna tot zijn overlijden actief.


Prof. dr. J. Westerdijk

Johanna (Hans) Westerdijk was een plantkundige en mycoloog. Ze ging in Amsterdam biologie studeren, maar omdat ze geen schooldiploma had kon ze niet afstuderen. Toch ging ze onderzoek doen, maar in Nederland kon ze niet promoveren. Daarom vertrok ze naar München en naar Zürich, om hier toch te promoveren. In 1906 promoveerde ze in Zürich op een proefschrift over bladmossen, en ze kreeg een jaar later de leiding over de schimmelcollectie van het Centraal Bureau voor Schimmelcultures (Nu het Westerdijk Fungal Biodiversity Institute). In 1917 werd Westerdijk benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de fytopathologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waarmee zij de eerste vrouwelijk hoogleraar van Nederland werd.


Dr. P. J. Kipp

Petrus Jacobus Kipp werd op 31 januari 1907 in Arnhem geboren. In 1939 promoveerde hij in Utrecht in wiskunde en natuurkunde. Kipp werkte als bioloog en entomoloog bij het Instituut voor Zoölogie en Anatomie en Zoölogisch Museum in Utrecht. Daarnaast was hij lector zoölogie, hier verzorgde hij het onderwijs in de ongewervelde dieren aan de eerste- en tweedejaars biologen, waar hij bij colleges als practica een onuitwisbare indruk heeft gemaakt. Zo trad hij voor zijn studenten op als zee-egel, mossel of inktvis. Hij was een onvergetelijk en inspirerend docent. Toen hij in 1973 met pensioen ging, was hij wetenschappelijk hoofdmedewerker van het instituut.


Prof. dr. G. A. Van Arkel

Gerardus Anne van Arkel was hoogleraar in de erfelijkheidsleer aan de Universiteit Utrecht. Van Arkel begon in 1946 aan de studie biologie in Utrecht en werd al voor het afronden van zijn opleiding opgenomen in de medewerkers van het Genetisch Instituut. Hij promoveerde in 1958 op het proefschrift Modification of ultraviolet and formaldehyde mutagenesis in Aspergillus nidulans. Na zijn promotie werd hij echter opgeroepen voor militaire dienst. Na zijn terugkeer in Utrecht begon hij nieuw onderzoek met bacteriofagen, en in 1964 werd hij benoemd tot hoogleraar in de erfelijkheidsleer aan de Universiteit Utrecht. Ook was hij tot het einde van zijn actieve loopbaan decaan van de faculteit biologie.


Prof. dr. H. O. Voorma

Harm Otto (Harry) Voorma was hoogleraar in de moleculaire biologie en rector magnificus van de Universiteit Utrecht. Hij is opgeleid als biochemicus in Leiden. Hij is ook decaan van de faculteit biologie geweest, waar hij bekend stond als no-nonsense en openlijk kritisch op de ouderwetse werkwijze van de faculteit. Een bekende uitspraak van hem is: “Aan die ronde tafel van me denk ik vrij vaak: Jezus jongens, waarom kunnen we nou niet even normaal doen? Waarom moet het allemaal zo moeilijk? Al die mensen denken zo procedureel dat het volstrekt dodelijk is. Af en toe moet je toch een bochtje kunnen afsnijden om iets te bereiken? Als er ergens een paar maanden portocabins moeten komen om een knelpunt in de huisvesting op te lossen, zeg ik: Het zij zo. Als de tent maar in beweging blijft. Maar volgens de afdeling Huisvesting zijn portocabins zo ongeveer het ergste wat de universiteit kan overkomen. Daar snap ik niets van.” 

Hieronder staat een stuk over de ervaring van Voorma bij zijn aankomst in Utrecht in 1974.

Bij mijn komst naar Utrecht in 1974 was er nog een subfaculteit, met een secretaris als hoofd, zonder enig faculteitsbestuur. Ik onderhandelde over een bedrag om nieuwe apparatuur te kunnen kopen. Er werd niet gepraat over onderwijs. Bij het onderwijs was het invechten, de zoölogie was de grootste in aantal, had zich in het verleden rijk gegeten aan onderwijs, vnl. aan geneeskunde- en diergeneeskundestudenten. Ik was dus als freelancer begonnen, moest met het mes op tafel onderhandelen over mijn aandeel en herinner mij een prof. Van de Kamer, die ziedend bij mij binnen kwam waar ik de brutaliteit vandaan haalde om over cellen te praten. De democratisering kreeg ook greep op de universiteit, we kregen een faculteitsraad met een decaan en een bestuur, waar ook een student in kwam. De concentratie van de Biologie in de Uithof, in het voormalig tandheelkunde gebouw, gaf de nodige spanning, ook al omdat door de TVC operatie farmacie naar Utrecht kwam. Het spelletje kwartetten op het ministerie resulteerde eveneens in her verlies van tandheelkunde. Achteraf gunstig voor de verdere ontwikkeling van het zo langzaam aan  meer medisch-biologisch karakter van de studie. Onderwijsvisie was er toen nog niet, het curriculum was een volledige afspiegeling van het aantal hoogleraren en lectoren, waardoor reeds enige differentiatie was opgetreden.

Enige praktijkervaring;

1. De duur van een vergadering is afhankelijk van de starttijdstip, gold met name voor de onderwijscommissie.
2. Er is een spanning tussen de macht van de decaan en de secretaris.
3. De biologieopleiding in Utrecht moet een algemeen karakter blijven houden, geen specialisatie in één richting.
4. De biologie moet beter op zijn tellen letten, de faculteit zit de laatste tijd teveel in het verdomhoekje, relatief veel bezuinigingen in verhouding tot studentenaantal.
5. De collegialiteit tussen docenten is sterk verbeterd


Prof. dr. W.A.P.F.L. van de Grind

Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk (Wim) van de Grind was hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Hij studeerde in 1965 af aan de TU Delft in de richting” Informatie Verwerkende Machines”. Hij promoveerde cum laude in de Wis- en Natuurkunde aan de UU in 1970, waarna hij vanaf 1976 hoogleraar neurofysiologie en zintuigfysiologie aan de Freie Universität van West Berlijn werd. Hierna kwam hij terug naar Nederland en was hij tot zijn emeritaat hoogleraar Vergelijkende Fysiologie bij de Faculteit Biologie van de Universiteit Utrecht.

Singleloop

| Activiteiten | No Comments
14 februari Lieve DGKers🐎, Stormtroopers🍃 en UBVers🐸 en overigen Zijn jullie ook helemaal klaar met die baby die je zo hard aan het gaslighten is dat je bijna in de…

PlantPUT

| Activiteiten | No Comments
30 januari Heb jij een pracht plant waar je hart en ziel in hebt gestoken om hem levend te houden? Of heb je net een nieuwe plant gekocht die je…

Bioborrel

| Activiteiten | No Comments
26 januari Lieve studenten en medewerkers van biologie, Op 26 januari zal de bioborrel weer plaatsvinden! Van 16:30 tot ongeveer 18:30 zijn jullie allemaal welkom in de Kruyt Kantine om…

Muziekquiz

| Activiteiten | No Comments
25 januari Hoi allemaal!! Het is weer tijd voor de Muziekquiz✨ 25 januari zijn jullie welkom op de kamer om 17:00, waarna de quiz start om 17:15. Je kan een…